20190523 Kijken en Zien

23 mei 2019 - Mostar, Bosnië en Herzegovina

De dag begint mistig. Een beetje mist over het meer waarover mijn kamer uitkijkt en een beetje mist omdat de eerste ontbijtgasten alweer aan hun volgende saffie toe zijn. 
De receptionist bekent dat hun wetten misschien pas over 2 jaar ingaan. Maybe later. 

Vannacht had ik de ramen open staan zodat om 3:00 luid en duidelijk de Imam zijn gebed kon delen. Met echo over het dal. Maar na de redelijk vette omelet met ham en een straffe koffie kan ik er weer tegen. Het Jackkleedje van de motor ahlen en uitkloppen, was weer nat, en de tassen erop. Ik word er handiger in. Vort gaat het, op weg naar Srebrenica. Is toch wel een bedrukkend idee. Wat waarom gaat iemand naar Srebrenica? 

In zijn boek Homo Deus legt de heer Harari uit dat mensen de geschiedenis onderzoeken, niet om kennis te vergaren over het verleden maar om kennis te vergaren over de toekomst: om het verleden af te sluiten en nieuwe opties te zien over hoe het anders kan, anders moet. Je ziet pas de opties als je afstand neemt van de missers uit het verleden. 

Op de website van reisbloggers.nl/europa/bosnie-herzegovina/.... staat goed beschreven wat er te doen is en hoe er te komen (al is de weg vanuit het zuiden inmiddels volledig geasfalteerd). Zeker met het grijze weer van vandaag was de rit er naartoe en het aankomen op het memorial centre in Potocari indrukwekkend en bedrukkend. Het zien van zoveel graven, zoveel moorden, zoveel onzin, zoveel gevolgen voor achterblijvers en daders: je weet niet wat je ziet want je weet niet wat je moet zien. Het kijken geeft slechts een indruk. En werkt toch bij mij een soort bevrijdend. Ik was er en weet dat het anders kan. Zoals de glimlach van de douanier aan de Servische kant van de eerstvolgende grens, die me een goede reis wenst. En zoals de lach van die Servier bij het pompstation, als ik vraag via Google translate of ik het toilet mag gebruiken. En de vriendelijke dames in het grenshokje die elkaar verbaasd aankijken als ik zeg naar Uzice te willen: “ dat is toch de andere kant uit?” . Ik leg haar Tomtom uit en zij blijft in het dal als ik weer de bergen in ga. Vrijheid. Dat is mijn gevoel. Maar met een druk achter de ogen van toch wel emotie. Omdat ik al 7 dagen alleen rond rij? Of toch iets anders? ‘T Wordt tijd dat ik even tijd ga besteden aan iets anders dan motorrijden. Misschien morgen een rustdagje of zo? 

Na de eerste koele mist van vanmorgen is de zon regelmatig te zien en stijgt het kwik naar 19 en zelfs even 21 graden. Helaas komen er weer bergen en wolken. Nadat ik vanuit Srebrenica door de heuvels richting Servie ben gereden dwaal ik even totdat ik de weg naar Uzice links laat liggen en naar Visegrad ga, weer in BIH. Waar de gezichten over het algemeen vrolijker staan en de mensen onderweg eerder terugzwaaien als ik voorbij zoef. 

Ik kom vervolgens op de M20 richting Mostar. Let op heren en dames: deze M20 is wellicht een van de mooiste wegen van deze vakantie. Kronkelend en krullend deels parallel aan de rivier, door geweldige kloven en canyons, lang stuwmeren, over hoogvlaktes. Geweldige uitzichten soms. 

Op een van die hoogvlaktes, ik zag het in de verte al aankomen, hangt een bui. Een knoeperd van een bui. Een waar je u tegen zegt. En om in Mostar te komen moet ik daar doorheen. Net voor ik de berg opga tank ik nog even, benzine voor de brommer, koffie en een reep voor de baas. De jongste bediende spreekt goed Engels en we babbelen wat over auto’s en Golf mk 2 die je bij bosjes ziet rijden. Dan moet het er maar weer van komen: nat worden bij 11 graden. Da’s toch geen zomer in BIH. 

En jawel. Bovenop de berg zie ik de eerste lichtflits. En nog een. De eerste druppeltjes worden gevolgd door druppels. Dan gaat het zo hard dat ik de inslagen op mijn benen, armen en borst voel. Mijn vizier houdt mijn gezicht droog, mijn kleding de rest. Alleen mijn arme nek voelt druppel na druppel van haargrens tot bilnaad glijden. Eerst koud, allengs warmer. Maar toch. 

Als het harder gaat regenen wil Eva er ook wel eens mee ophouden: mijn Tomtom kan de regendruppels niet van mijn vingerspitsen onderscheiden en gaat op hol. Dan zie ik de weg niet meer op mijn schermpje en moet het gevoel het overnemen. Dat gaat best na iets meer dan 2000 km. En toch is deze rit spannender dan andere, omdat ik alleen op een hoogvlakte rijd met links en rechts bliksemflitsen. Ik moet niet denken aan een inslag, maar denk er toch aan. Ook aan deze bui komt een eind en in de laatste spetters rij ik Mostar binnen. 

Op een grote rotonde zie ik het imposante kapotgeschoten hotel staan, ik maak een foto. Dan ga ik op zoek naar een parkeerplaats voor de motor: immers wil ik de beroemde brug graag zien. Een jongeman spreekt me aan en liedt me naar een gratis parkeerplek op een binnenplaats. De deur gaat open en een dame vraagt of ik een kamer zoek: ik lach en zeg dat het ervan afhangt. Zij is van villa Marshall en verhuurt kamers voor 35,-. Ik ben verkocht. 

De motor staat op de binnenplaats, het ontbijt is morgen in de tuin, ik zit nu op het terras van haar barretje in de hoofdstraat. 
Zojuist een rondje gelopen: net buiten de commerciele hoofdstraat staan her en der nog restanten van 1993. In het centrum de bekende Japanners die selfies maken. Een brugduiker spreekt me aan. Een jong stel “ruziet” waar ze gaan eten. Ik knipoog naar haar en wijs rechts, ze gaan links. 

Het is 20 graden, zwoele avond, koud biertje, verslag van vandaag op de ipad. Wat wil ik nog meer? Vrijheid, ik mag zelf beslissen. Morgen vrije dag? We’ll see. Het jonge stel komt weer langs, nu gaan ze rechts, een restaurant in. Zij wuift naar me en steekt een duim op. Zie je wel. 

Foto’s